Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

zomeren

betekenis & definitie

zomer worden of zijn.

blijkens het warme, droge weer dat aanbreekt of heerst zomer worden of zijn; typisch zomerweer worden of zijn, met lange, zonnige periodes en weinig neerslag.

Voorbeelden:
"Dit is draaglijk, naar onze normen koel te noemen", zegt kaalgeschoren taxichauffeur Ben terwijl ik bij 35 graden puffend wegzak in zijn achterzetel. "Als het écht zomert , kan je op straat een ei bakken. En dat bedoel ik letterlijk. Het zal wat trager gaan dan in de keuken, maar het zál bakken."
De Standaard, 1996

Als het goed zomert, misstaat zo'n tropische teaparty ook in Nederland niet.
http://www.koffiethee.nl/thee/htm/index.asp

Het zomerde in Bertrix, en de bewoners die in dit programma aan het woord kwamen probeerden tegen hun recente verleden op te glimlachen, omdat hoop naar verluidt doet leven.
Rudy Vandendaele, Dwarskijker, 1996-1998

In juni begon het flink te zomeren. De hemel straalde al om zeven uur 's morgens en de zon klom steeds hoger.
Peter Terrin, Blanco, 2003

< >