dagroofvogel met een gevorkte staart.
middelgrote dagroofvogel met een gevorkte staart en een zwartbruin of een roodachtig verenkleed, die in onze streken vooral als trekvogel voorkomt.
Voorbeelden:
Aan de viskwekerij op Krabbels leefde bovendien het laatste paar visarenden van de Kempen; en ook buizerds, wouwen, kiekendieven, sperwers en torenvalken, die door de aldoor verder oprukkende industrialisatie ontheemd waren, hadden er hun toevlucht gezocht.
Robin Hannelore, Memoires van een kerkuil, 1979