Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

wit

betekenis & definitie

Het begrip wit heeft 18 verschillende betekenissen:

1) de lichtste kleur hebbend.
de kleur hebbend van ten volle teruggekaatst licht; de lichtste kleur hebbend.

2) zeer licht (gekleurd).
zeer licht (gekleurd); zeer licht van kleur; licht van tint.

3) in het wit (gekleed).
in het wit (gekleed); met witte kleren; in witte kleren; met witte accessoires; in het wit gehuld.
In enkele combinaties.

4) met een witte vacht.
met een witte vacht; met witte haren; met witte veren; met lichtgekleurde haren; met een lichtgekleurde vacht.
Van dieren.

5) bleek.
bleek; met een bleek gezicht; met een bleek gelaat; zeer bleek.
Vooral van huid.

6) blank.
met een van nature blanke huid of huidskleur; blank.

7) legaal.
legaal; volgens alle wettelijke regels en tarieven.

8) goed.
goed; zuiver; onschuldig.
In een enkele verbinding.

9) duidelijk.
duidelijk; verklarend; doorzichtig; zichtbaar.
Alleen in een enkele samenstelling.

10) de lichtste kleur.
kleur van ten volle teruggekaatst licht; de lichtste kleur.

11) lichte kleur.
lichte kleur.

12) lichtgekleurde stof.
lichtgekleurde stof die wordt gebruikt om iets wit te maken of stof die van zichzelf al wit of lichtgekleurd is.
Alleen in enkele samenstellingen.

13) witte kleren.
witte kleren; witte kleding.
In een enkele combinatie.

14) wit arbeidscircuit.
arbeidscircuit waarin legaal gewerkt wordt en belasting wordt afgedragen; wit arbeidscircuit.
In een enkele combinatie.

15) wit brood.
witbrood; wit brood.
Vooral in enkele samenstellingen.

16) wit gedeelte ergens van.
wit of lichtgekleurd gedeelte ergens van.

17) witte stukken.
witte schaakstukken of damschijven.

18) mensen met een blanke huid.
mensen met een van nature blanke huidskleur.
In een enkele combinatie.

< >