periode van vormgebrek.
periode waarin een sporter of sportploeg ernstig tekortschiet in vorm en daardoor ook in prestaties; het gedurende enige tijd niet in vorm zijn van een sporter of sportploeg; periode van vormgebrek.
Voorbeelden:
Na het WK in de Verenigde Staten kreeg De Goey steeds meer kritiek te verduren. Hij keepte niet slecht maar waar was de bijna onpasseerbare doelman van de laatste jaren? De veronderstelde vormcrisis lijkt een kopie van de mindere periode die Hans van Breukelen in 1987 meemaakte.
NRC, 1995
Ajax speelde gisteravond of er nooit sprake is geweest van een vormcrisis. Vijf weken presteerde de ploeg zwak. Gisteravond fungeerde NAC als speelbal in De Meer.
NRC, 1995