Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

trui

betekenis & definitie

kledingstuk.

kledingstuk dat het bovenlichaam bedekt, meestal van wol gebreid maar ook wel gemaakt van katoen of een synthetische stof, en doorgaans met lange mouwen.

Voorbeelden:
Irene droeg een witte trui en een witte broek, die grijs leken in het herfstlicht.
Désanne van Brederode, Mensen met een hobby, 2001

Je trekt een trui aan en gaat aan tafel in een gidsje over San Remo zitten lezen dat je gisteravond in de hotelwinkel hebt aangeschaft.
J. Bernlef, Verbroken zwijgen, 2001

Nadat hij z'n kunstagentschap eraan had moeten geven omdat Mastenbroek hem op een keer bijna de kop had ingeslagen, was hij beginnen schrijven voor een damesblad, met name over zelf een mieterse trui breien en met het gezin een dagje uit naar Bobbejaanland.
Herman Brusselmans, Uitgeverij Guggenheimer, 1999

< >