Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

Surinaamse

betekenis & definitie

vrouw uit Suriname.

vrouw met de Surinaamse nationaliteit; vrouw die behoort tot het Surinaamse volk; vrouw die afkomstig is uit Suriname; inwoonster van Suriname.

Voorbeelden:
Haar moeder was Surinaamse, haar vader een Nederlander en zij een licht gekleurde schoonheid.
Kasper van Zuilekom, Het Primus Inter Pares Project, 2001

Ze raakte helemaal van streek toen de hoofdzuster zich kwam voorstellen, een Surinaamse, ondubbelzinnig negerin, dik en gezellig maar ook nogal doortastend en zeker nooit om antwoord verlegen.
Ger Verrips, Nathalie, 1984

Wereldkampioene Ana Fidelia Quirot en de Surinaamse Letitia Vriesde, goud en zilver op de WK, kwamen op een gedeelde vierde plaats.
Meppeler Courant, 1995

Helen Kamperveen en Paulette Smit geven ze al jaren gestalte, de Surinaamse Mildred en de Amsterdamse Ans, en dat is van begin tot eind te merken aan de vanzelfsprekendheid waarmee ze hun typetjes neerzetten.
NRC, 1995

Een Surinaamse ging als experiment voor Motivaction op zoek naar cosmetica. Ietwat gepikeerd vond ze alleen wat van haar gading bij een zaak die gespecialiseerd is in theaterschmink.
Brabants Dagblad, 2002

"Ik ben Patty", zegt Patty Sporkslede (39), een Surinaamse die in de thuiszorg werkt.
NRC, 2002

Bij de tramhalte stond een rijzige Surinaamse met een regenjas over haar arm.
Koos van Zomeren, De hangende man, 1983

Naast Ferdi en Virgil zien we hun moeder Martha en haar witte man Steef, de Surinaamse Angela (de ambitieuze vriendin van Virgil) en verder de Antilliaanse Ro en de Marokkaanse Mo, die voortdurend samen rondhangen in de platenzaak.
http://www.miramedia.nl/media/files/Beeldritsen_soap.doc, 2003

"Ik ben een halfbloedje", gilt de Surinaamse Sharon, een strik in haar zwarte vlechtjes.
NRC, 1994

< >