Het begrip snoek heeft 3 verschillende betekenissen:
1) inheemse roofvis.
groenbruine tot grijsbruine, in zoet water levende roofvis, die een langgerekt lichaam heeft, een afgeplatte kop en een snavelvormige, aan de onderkant naar voren stekende bek met veel tanden.
2) snoekachtige.
snoekachtige; vis behorende tot een specifieke vissenfamilie van snoeken; vis behorende tot de familie van roofvissen met een torpedoachtig lichaam.
Kan zowel een soort als een exemplaar van de soort betreffen en het meervoud verwijst naar het vissengeslacht of de vissenfamilie als geheel.
3) foute roeislag.
roeislag waarbij de roeiriem in het water blijft hangen, omdat deze er te diep in gestoken is; verkeerde beweging bij het roeien; foute roeislag.