sneeuwpop.
figuur van sneeuw die traditioneel wordt gemaakt door twee of drie grote sneeuwballen op elkaar te plaatsen en te voorzien van takken als armen, stenen als ogen en mond en een wortel als neus; van sneeuw gevormde menselijke gestalte; sneeuwpop.
Voorbeelden:
De jongen keek beteuterd naar de brokstukken. Igor sloeg een arm om zijn schouder en zei: '[...]. We maken gewoon een nieuwe!' Later gebruikten ze steentjes die ze onder een struik vonden voor de mantelknopen, de ogen en een brede glimlach. Een stomp takje deed dienst als neus. De sneeuwman had vreemde verhoudingen maar was beslist groot. Igor sloeg ter versteviging nog wat sneeuw tussen de bollen.
Peter Terrin, Blanco, 2003
Toen onlangs de ijzel het autoverkeer levensgevaarlijk maakte, zei mijn eega: "De mensen zouden weer moeten leren vessemen." In de tijd van de sneeuwmannen, de sneeuwballen en de glijbaantjes, toen er overal nog sloten langs de wegen waren, betekende vessemen in ons dialekt: elkaar op het ijs uit evenwicht brengen door een verraderlijk hieltje.
De Standaard, 1996