Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

smikkelen

betekenis & definitie

met smaak zitten te eten.

stilletjes en met smaak zitten te eten; snoepen; smullen; sneukelen.

Voorbeelden:
Als ik hem zo zie zitten smikkelen zeg ik in mijn eigen: "George Bernard Shaw mag zeggen wat hij wil en alleen maar, noten en groensels eten, de mens is toch een vleeseter."
Hugo Claus, Het verdriet van België, 1983

Na je halve kreeftje (slechts 34,95 dollar, 's maandags 24,95) en je ijskoude witte wijn kun je dan een snoezig hemmetje kopen van dit restaurant, waar vele groten uit de Amerikaanse sportwereld hebben zitten smikkelen.
Mart Smeets, Murfreesboro blues, 2000

< >