zwager.
aangetrouwde broer van iemand, hetzij als echtgenoot van een zus van die persoon, hetzij als broer van zijn echtgenote of haar echtgenoot; in het geval van een gelijkslachtig huwelijk ook hetzij als echtgenoot van een broer van die persoon, hetzij als broer van zijn echtgenoot of haar echtgenote; zwager.
Voorbeelden:
De schoonbroers hadden allemaal zonder uitzondering voor hem partij gekozen.
Kristien Hemmerechts, Donderdagmiddag. Halfvier, 2002
Er is bijvoorbeeld wel één dag uitgetrokken voor het huwelijk van een schoonbroer, maar niet voor het huwelijk van de broer van een samenwonende partner.
De Standaard, 1996
De vlucht van de machtige schoonbroers versterkte de positie van Uday als kroonprins, menen sommige waarnemers.
De Standaard, 1996