oude, roestige auto.
oude, vaak ook slecht onderhouden auto die door roest is aangetast; oude, roestige auto; daarnaast ook: auto van een dusdanig slechte kwaliteit dat die snel door roest aangetast wordt.
Voorbeelden:
We liepen de Fazantenweg af, de Nieuwe Aanleg in. Daar was het gezellig op straat. Kansarme mannen en dito vrouwen, veel vertoon van zwaarlijvigheid en tatoeages, een krat met pijpjes pils onder handbereik, een roestbak voor de deur.
Koos van Zomeren, De man op de Middenweg, 2001
'Franse auto's zijn hun imago van roestbak kwijt. Kwalitatief is er nauwelijks verschil, het draait nu veel meer om het karakter. Ook dat lijkt in het voordeel van de speelsere Franse auto's.' Citroën-bedrijfsleider Christiaan van Oord beaamt dit. 'De Fransen zijn goed gesmoeld. Het is stoer om in een Peugeot 206 of een Citroën C5 te rijden.'
de Volkskrant, 2002
De reis naar het noorden duurde bijna twaalf uur in onze antieke rammelkarren: uit een lange reeks vierdehandse roestbakken herinner ik me nog twee modellen, een donkergroene Morris Eight met welriekende lederen banken en een Ford Anglia. Soms kregen we pech onderweg en liepen we uren vertraging op in misselijkmakende garages.
Eilís Ní Dhuibhne, De banden van het bloed, 2001
Ik liet mijn blik constant van het busje naar de winkel schieten. Ik maakte me niet echt druk over wat Sarah deed; het was de bedoeling dat zij naar deze kant van het busje liep. Ik zou achterom lopen, want ik wilde zo lang mogelijk uit het zicht blijven, om daarna op de chauffeursstoel te kruipen en er vandoor te gaan. De glazen ruiten waren uit de achterdeur verdwenen en vervangen door karton en het hele ding was één grote roestbak.
Andy McNab, Crisis four, 2000
Janet ging plichtsgetrouw na of ze iets slechts kon bedenken om tegen het goede weg te strepen: 'Maar die roestbak van hem braakt vreselijke blauwe rook uit.'
Douglas Coupland, Alle families zijn psychotisch, 2001