lust om te reizen.
lust om te reizen; zin om te reizen.
Voorbeelden:
Shanna had God gedankt voor haar reislust, omdat hij haar anders nooit ontmoet zou hebben, en de eerste weken elke ochtend een willekeurige steen of schelp van de tafel opgenomen om voor de aardigheid te raden waar die vandaan kwam.
Thomas Rosenboom, Spitzen, 2004
Toch geloof ik dat er een verband bestaat tussen midlife crisis en reislust.
De Standaard, 1996
Het merendeel van de Sesanen kan door de bijzondere opbouw van onze biosfeer slecht wennen op andere planeten. Daardoor is onze reislust nogal beperkt en onze planeet wordt ook niet zo vaak bezocht.
Harry Commijs, Uit het Tijdschrift voor Wetenschappen, 1982
Büch heeft ook nooit eerder zijn fantazie zo hard laten werken: er komt in het nieuwe boek een heel mooie uitleg voor over zijn reislust, die intussen berucht is geworden van de televisie.
De Standaard, 1995