boom waaraan pruimen groeien.
boom waaraan pruimen groeien; pruim; pruimelaar.
Ook in toepassing op een bepaalde soort of ras pruimenboom.
Voorbeelden:
Onder de pruimenboom lagen de eerste nog niet helemaal rijpe vruchten te gisten. Nog even, en wolken vliegen of wespen zouden om het door de hitte gebarsten vruchtvlees gonzen. Nog later zouden de afgekloven pitten in het gras verbleken.
Erwin Mortier, Mijn tweede huid, 2002
Waar ik me wel zorgen om maak zijn mijn 2 pruimenbomen. Drie zomers lang hebben ze mij versteld doen staan van de hoeveelheid pruimen die eraan groeiden [...]. Nachtmerries had ik, waarbij ik tot mijn enkels in de pruimen waadde. En nu……………, geen enkele!
http://home.hccnet.nl/g.e.water/anneke/zomaar_een_dag2001.htm, 2001
In de smalle tuin achter het huis staan mijn pruimenbomen, het gras ertussen reikt tot mijn middel.
http://www.brakkehond.be, Lieve de Boeck (ed.), Hongarije, 2001