Het begrip plaaster heeft 3 verschillende betekenissen:
1) gips.
met water aangelengde brei van gips, die snel droogt en hard wordt en onder meer gebruikt wordt om er beelden van te gieten; gips.
2) pleisterkalk.
brijachtig kalkmengsel dat snel droogt en hard wordt en dat gebruikt wordt om er muren, plafonds, wanden e.d. mee te besmeren; pleister; pleisterkalk; stuc.
3) hechtpleister.
stukje stof dat met een kleefmiddel bestreken is en dat bestemd is om op of over een wond bevestigd te worden; pleister; hechtpleister.
Vooral in figuurlijk gebruik in enige verbindingen.