Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

pizza

betekenis & definitie

Italiaans gerecht met deegbodem.

Italiaans gerecht dat bestaat uit een ronde deegbodem, belegd met tomatensaus en kaas, vaak ook met groenten, zoals champignons, ui en paprika en vleeswaren als ham, salami of gehakt.

Voorbeelden:
Mozzarella smaakt niet alleen heel goed bij rauwe groenten, maar het is ook een basisingrediënt van pizza en leent zich goed voor gratins, omdat het zo mooi uitsmelt.
http://www.hollandsepot.dordt.nl/producten/producten.htm

Bart van L. (10) kan bijna niet wachten. Pizza is zijn lievelingseten.
Haarlems Dagblad, 2002

'Wat eten we?' 'Ik maak een pizza warm. Het is tenslotte zondag vandaag.' 'Natuurlijk,' zeg ik. 'Zondag. Mij best.'
J. Bernlef, Hersenschimmen, 1984

Thuisbezorgde pizza's kunnen in de toekomst wellicht elektronisch worden betaald. De vier grootste pizzaketens overwegen hun koeriers een mobiele pinautomaat mee te geven.
ANP, 2002

Geholpen door koningin Margherita is de pizza opgeklommen van voedsel voor de armen tot breed geaccepteerde lekkernij. De pizza is er in vele varianten, maar de ware pizza is gebonden aan strenge regels.
NRC, 2001

< >