Het begrip oud- heeft 7 verschillende betekenissen:
1) van mensen: voormalig.
voorvoegsel waarmee zelfstandige naamwoorden worden gevormd en dat aangeeft dat de in het tweede lid genoemde persoon niet langer meer is wat hij of zij in het verleden is geweest; voormalig; gewezen.
2) van zaken: voormalig, niet meer bestaand.
voorvoegsel waarmee zelfstandige naamwoorden worden gevormd en dat aangeeft dat de in het tweede lid genoemde zaak niet meer bestaat of niet meer van toepassing is; voormalig; niet meer bestaand.
3) van personen: vroeger werkzaam bij, lid van.
voorvoegsel dat voorafgaat aan een eigennaam of een daarvan afgeleide soortnaam en dat aangeeft dat iemand niet langer deel uitmaakt van de in het tweede lid direct of indirect genoemde club, groep, groepering, instelling, organisatie e.d.; vroeger werkzaam of actief bij; voormalig lid van.
4) van staatsburgers: niet langer zijnd.
voorvoegsel dat voorafgaat aan een geografische persoonsnaam en dat aangeeft dat iemand niet langer de in het tweede lid genoemde nationaliteit heeft; niet langer de nationaliteit hebbend die in het tweede lid genoemd wordt; niet langer de in het tweede lid genoemde staatsburger zijnd.
5) van inwoners: niet langer zijnd.
voorvoegsel dat voorafgaat aan een geografische persoonsnaam en dat aangeeft dat iemand niet langer inwoner is van de in het tweede lid indirect genoemde plaats, provincie, eiland of streek; niet langer ingezetene van de (indirect) in het tweede lid genoemde plaats, provincie of streek zijnd.
In deze toepassing vaker met oud- dan met ex- als voorvoegsel.
6) van personen en zaken: niet langer zijnd.
voorvoegsel waarmee bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd en dat aangeeft dat iemand of iets niet langer is wat het in het tweede lid genoemde bijvoeglijk naamwoord aangeeft; niet langer de hoedanigheid hebbend die in het tweede lid genoemd wordt; niet langer zijnd wat in het tweede lid genoemd wordt.
7) in toep. op landen e.d.: uit vroegere tijd.
voorvoegsel waarmee geografische bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd die aangeven dat het genoemde betrekking heeft op een land, streek of plaats uit het verleden of een klassieke periode; betrekking hebbend op een land dat of streek, plaats die in het tweede lid direct genoemd of indirect gesuggereerd wordt; stammend uit het verleden; uit vroegere tijd; vroeger.
In de spelling wordt onderscheid gemaakt tussen oud-Grieks 'met betrekking tot het vroegere Griekenland' en Oud-Grieks 'met betrekking tot het klassieke Griekenland', vergelijk ook oud-Hollands 'met betrekking tot het vroegere Holland of Nederland', Oud-Romeins 'met betrekking tot het Oude Rome', oud-Vlaams 'met betrekking tot het vroegere Vlaanderen'. Zonder koppelteken en in aaneengeschreven vorm worden woorden gespeld die een oude taal of oudere (en meestal de oudste) taalfase aanduiden en de daarbij behorende bijvoeglijke naamwoorden, zoals Oudgermaans, Oudegyptisch, Oudengels, Oudfrans, Oudfries, Oudgermaans, Oudgrieks, Oudhollands, Oudindisch, Oudsaksisch, Oudkerslavisch, Oudnederlands, Oudnoors en Oudzweeds.