onbeschoft persoon.
iemand die onbeschoft is; onbeschoft persoon.
Voorbeelden:
Castricum heeft op Van den Bogaert een onuitwisbare indruk nagelaten. 'Ik werk al 25 jaar voor televisie. Die Hollander is de grootste onbeschofterik die ik ooit tegenkwam', zegt hij. 'Hij gebruikte zijn camera als een wapen en liep rond met een air alsof hij de waarheid in pacht had.'
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=G0H3NAFOU, 11 maart 2012
Een boer van een vent komt het compartiment binnen en gaat naast mij zitten. Tot hier geen bezwaar. Hij heeft heel veel plaats nodig en drumt mij tegen de kant. Met veel gestes gebaart hij dat mijn rugzakje weg moet. "Plaatsmaken aub!!", commandeert de onbeschofterik. "Kunt u wat beleefder zijn!!", zeg ik in zijn oor. "Ik heb aub gezegd!!", antwoordt hij.
http://confusius.skynetblogs.be/archive/2008/02/06/onbeschofterik-op-de-trein.html, 6 februari 2008
'Wegereef is onbeschofterik'. Oliver Kahn is niet te spreken over het vrijeschopdoelpunt van Dietmar Hamann tegen de Rode Duivels. Hij vindt het onbeschoft van scheidsrechter Wegereef dat hij het doelpunt valideerde.
http://web01.sport.be/nl/voetbal/rodeduivels/article.html?Article_ID=37003, 1 april 2004