Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

lotgenoot

betekenis & definitie

iemand met hetzelfde lot als een ander.

iemand die hetzelfde lot ondergaat als een of meer anderen; iemand die het lot van een of meer anderen deelt; iemand met hetzelfde lot als een of meer anderen; iemand die hetzelfde moet ondergaan of hetzelfde is overkomen als een of meer anderen.
In uiteenlopende toepassingen, maar vaak in het bijzonder toegepast op mensen met een ernstige ziekte, niet alleen beschouwd in relatie tot anderen met dezelfde ziekte, maar ook in hun relatie met direct betrokkenen, zoals de partner, ouders, broers, zussen, vrienden, vriendinnen e.d. Bij uitbreiding ook gezegd van dieren, vooral in hun relatie tot mensen.

Voorbeelden:
"Artsen zeggen zelf ook: 'Nadat ik mijn patiënt gezien heb zit hij weer twee weken met zijn probleem thuis op de bank.' Daardoor voelen mensen zich eenzaam, gaan ze zich ook schamen voor hun probleem. Ze accepteren hun ziektebeeld eerder wanneer ze met iemand kunnen praten die hetzelfde heeft. Wij denken dat het een heilzaam effect heeft als mensen zich aan elkaar kunnen spiegelen, of elkaar kunnen opbeuren. Een lotgenoot spreekt dezelfde taal."
NRC, 1995

Ik kan best wel lol maken, maar praatjes over het weer en zo vind ik nog erger dan: 'Eh... eh... wil je misschien een keer met me uitgaan?' 'Ik zou liever praten over wederzijdse interesses', schreef een nieuweling in de groep. Binnen korte tijd zijn er mensen die hem een hart onder de riem steken, verklaren dat ze ook hekel hebben aan kletspraatjes maar dat dergelijk gebabbel nu eenmaal een noodzakelijk kwaad is voor het leggen van contacten. En tot slot krijgt de verlegen vragensteller van een lotgenoot nog een tip over conversaties met dames in het algemeen: 'In elk gesprek is het belangrijk dat je niet nadenkt over wat je moet gaan zeggen. Als je daar namelijk aan begint, bestaat de kans dat je niet meer hoort wat ze tegen je zegt. Dat kan verkeerd uitpakken.'
http://come.to/palmbooks, Francisco van Jole, De Internet-sensatie, 1999

Had hij zich helemaal laten uitdobberen dan was aan het eind van die deining van alles mogelijk: een smeekbrief aan zijn ouders, een sprong door de ruiten om aandacht te vragen, een theatrale manier van liggen en wachten tot ze hem zouden vinden. Gelijktijdig knaagde het besef dat dit zelfmedelijden was, dat dit niets meer met dapperheid te maken had. De verlossing werd gebracht door een veel kleinere lotgenoot. Uit het niets kwam een muis aanlopen. Franklin hield zijn stiletto gereed om het dier te splijten, maar na een dribbel van de muis zag hij enige samenhang in zijn wereld. De muis was mank!
Thomas Lieske, Franklin, 2002

Het gedicht over een lunch blijkt een gedicht over de dood en zijn prikkel, ook al blijft de angel van de wesp ongenoemd. In het beeld van de 'spijziging' is de toespeling op de wonderbare vermenigvuldiging van brood en vis evident. Net zo goed overigens als de evocatie van troosteloosheid die Lloyd Haft hier beoogt: het gaat om de spijziging van niet meer dan één, de dichter, tenzij deze de dood, de wesp, hier als medegespijzigde of mede te spijzigen lotgenoot interpreteert.
NRC, 1994

< >