middelgrote zangvogel.
middelgrote zangvogel uit de biologische familie Turdidae, zoals de zanglijster, de grote lijster en de koperwiek; ook: zanglijster.
Het meervoud lijsters wordt ook voor de biologische vogelfamilie als zodanig, dus voor "Turdidae", gebruikt.
Voorbeelden:
De lijster vindt in dit jaargetijde vooral gestreepte slakken. De effen gekleurde huisjes vallen nu niet zo op. Die vindt de lijster in het najaar wel, tussen het dorre herfstblad. Dan hebben de slakken met de gestreepte huisjes weer de beste schutkleur.
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=GQNDUUTE, 8 april 2005
Meerdere lezers hoorden putters. Ook een zingende lijster werd gemeld. Kan, al worden merels ook vaak lijsters genoemd. De merel is net als de zanglijster lid van de lijsterfamilie.
http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1847664/2011/02/10/Vroege-lentegroente.dhtml, 10 februari 2002
's Ochtends toen ik het huis verliet, vond ik een jonge lijster dood aan de achterdeur. Hij was gepakt door een van de katten, zachtjes gebeten, gelikt en dan geslacht.
Koen Peeters, Acacialaan, 2001
Nu er op de bevroren velden voor de kramsvogels niets meer te halen valt, struinen ze in de menselijke wooncentra de besdragende heesters af. Het zijn forse lijsters, iets groter nog dan een merel, hebben grijze nek en rug, een lange donkere staart, gele snavelbasis en bovenborst en gespikkelde flanken, terwijl de vleugelschilden roodbruin zijn.
Meppeler Courant, 1996
Was ik gespierd, dan had ik lijsters uit de kerselaar geschoten en ze de nek omgewrongen, zomaar, zonder te verpinken, voor mijn eigen plezier.
Erwin Mortier, Mijn tweede huid, 2002
Op stille en warme zomeravonden - wat waren er toen veel! sloop ik uit mijn bed naar dat kamertje waar ik mijn lijster kon horen zingen, een luid tjuuktjuuk, en door de wijde mazen van het gordijntje gluurde ik naar het ingelijste, onbereikbare toneel van de grote mensen.
Paul De Wispelaere, Tussen tuin en wereld, 1979