Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

leperd

betekenis & definitie

leep persoon.

iemand die leep is; leep persoon.

Voorbeelden:
Reeds van ver zie ik dat een auto voor onze deur staat, een vertrouwde zwarte Ford, die van Albert Pelckmans [...]. Vriend Bert mag dus nog met zijn wagen rijden, vindt nog olie en benzine. Dat hij een leperd is weet ik al lang; zich niet zal verbranden eveneens.
Karel Jonckheere, Verbannen in het vaderland, 1978

De oudste Abdallah zei zalvend dat men nooit voorzichtig genoeg kon zijn, de leperd, hij kende de snobistische melkmuilen uit het moederland, waarschijnlijk verachtte hij hen net zozeer als ik.
Paul Koeck, De stoelendans, 1983

< >