man die met dezelfde vrouw geslapen heeft.
elk van de mannen die met eenzelfde vrouw seksuele omgang heeft gehad; man die met dezelfde vrouw naar bed is geweest als een andere man of andere mannen.
Zo genoemd omdat deze mannen een relatie hebben die vergeleken wordt met de familiale band van zwagers. Het woord wordt vaak ten onrechte toegeschreven aan Wim T. Schippers, die voor Toneelgroep Centrum in 1984 het toneelstuk Kutzwagers schreef.
Voorbeelden:
Dat nu heb je ook met mannen die, vóór je of ná je, met het meisje vreeën waarmee je dat zelf ook deed. De volksmond heeft voor zulk een verwantschap een platte benaming …. Een kutzwager heet zo iemand. Ik wil dit begrip enigszins uitbreiden en noem ook de kutzwager van de kutzwager een kutzwager.
Vrij Nederland, 19 april 1975
Hij leert me een nieuw woord – kutzwager. 'Wie zijn mijn kutzwagers?' vraagt hij. 'Ik wist niet dat jij zo nieuwsgierig was.' 'Natuurlijk ben ik nieuwsgierig. Wie is dat niet?' We proberen een vrouwelijk equivalent te bedenken. 'Piemelnicht,' denk ik maar zeg het niet. 'Nicht' is niet echt goed. Te nichterig. Te homofiel. Wie met iemand neukt, neukt tegelijkertijd met alle partners die die persoon de laatste zeven jaar gehad heeft.
Kristien Hemmerechts, Alle verhalen, 2001
Ze betraden het gebouw om vijf over tien. Een zwart meisje liet ze voorbijgaan aan een menigte onbevoorrechte mensen die zonder illusie zaten te wachten tot het klokje hoog aan de muur hun volgnummer zou tonen – schuchter en ingekeerd, als een treffen van kutzwagers.
Henk Romijn Meijer, Oprechter trouw, 2001
Wim T. Schippers lanceerde ooit de term 'Kutzwager', iemand waarmee je een of meer s(ex)partners gemeenschappelijk hebt.
https://groups.google.com/forum/#!topic/nl.taal/X_yBJdxfVQU, 23 januari 2001
Bij nader inzien was jij echt een heerlijke kutzwager, sorry, ik beledig mezelf.
Johan Vandenbroucke, Morgen weer op de Groenplaats; Hoera ik heb een uitgever; Vanuit de kroeg; De sportziel van Satan; Schrijvers in de reclame, 1998-2001