Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kooplustig

betekenis & definitie

vol kooplust.

vol kooplust; met kooplust; kooplust hebbend; geneigd tot kopen; graag kopend.

Voorbeelden:
Pasen betekent voorjaar en lente is voor de meubelbranche de tijd van het jaar dat mensen kooplustig zijn; met de grote schoonmaak achter de rug is er weer lucht en ruimte voor iets nieuws.
NRC, 1995

De mensen overspoelen de winkelstraten, waar de mannen uitgeblust tegen de pui leunen totdat hun kooplustige vrouwen met tassen vol het gebouw verlaten.
Metro, 2001

Kort voor het middaguur stopten weer twee autobussen op het pleintje en een honderdtal toeristen van Ibiza verspreidden zich door de smalle straten. Kort voor de bussen aankwamen had een jong hippie-koppel een deken op de grond gespreid en exposeerde een hoop sieraden, gemaakt van grote ijzeren spijkers, houten parels en stukjes leder. Zij deden goede zaken. In deze periode zijn de mensen kooplustiger.
Meppeler Courant, 1995

Onder een felle zon zijn toeristen altijd kooplustig.
Piet Sterckx, Een burgerlijke vakantie in het zuiden, 1979

De bewakingsdiensten van ons bedrijf kunnen naadloos worden aangepast aan de behoeften van uw bedrijf of instelling [...]. Winkeliersverenigingen of beheerders van winkelcentra kunnen ons inschakelen voor winkelsurveillances. Zo creëren ze een prettige en veilige sfeer die meer kooplustige consumenten aantrekt.
http://www.bewakingsdienstnieuwginneken.nl/

Het onooglijke Bahama-eiland CocoCay is exclusief bestemd voor passagiers van Royal Caribbean. Het hele jaar door heerst er een goddelijk subtropisch klimaat [...]. Naast 99 procent ontspanning kunnen kooplustige passagiers souvenirs jagen in enkele winkeltjes.
De Standaard, 1997

< >