haasachtig zoogdier.
zoogdier dat verwant is met de haas, met lange oren, grote snijtanden, een wollige vacht en een klein, eveneens wollig en vaak opgericht staartje en dat zowel in het wild voorkomt als wordt gehouden als kleinvee of als huisdier.
Voorbeelden:
We liepen langs volkstuintjes waarin brutale konijnen zich te goed deden aan weerloze sla en het stugge blad van sperziebonen.
Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, 1993
Bela zit gehurkt voor het konijnenhok en stopt de konijnen door de tralies stukjes oud brood toe.
Elvis Peeters, Calvados, 2001
Toen hij terugkwam staken er een fazant, twee patrijzen en een konijn in zijn tas en hingen er twee hazen op zijn rug.
Elvis Peeters, Calvados, 2001
Met een snelle , maar kennelijk niet erg doeltreffende haal, sneed Marius de keel open. Het konijn begon te gillen. Met een snerpende, lang aangehouden kreet schreeuwde het zijn doodsnood uit. Bart, die konijnen nooit enig ander geluid had horen voortbrengen dan het raspen van de voortanden, verstijfde.
Koos van Zomeren, De hangende man, 1983