Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kolonisator

betekenis & definitie

iemand die kolonies sticht.

iemand die een kolonie of een aantal kolonies sticht.

Voorbeelden:
De kolonisatoren die Zuid-Amerika in de zestiende eeuw in hun bezit namen, hebben langs de kusten van de Atlantische Oceaan ongeveer een miljoen vierkante kilometer bos opgestookt of in plankjes gezaagd.
De Standaard, 1996

De protestanten, vooral afstammelingen van Schotse presbyterianen die als kolonisators naar Ierland waren getrokken, beschouwden Londen als hun wettige regering.
De Standaard, 1996

< >