tweekleppig schelpdier.
aan de Noordzeestranden veelvuldig voorkomend, eetbaar schelpdier met een kleine, hartvormige, witte, grijze of bruine schelp die uit twee geribbelde helften bestaat.
Voorbeelden:
Op het strand zie je vaak ronde geribbelde schelpen. Dat zijn kokkelschelpen. Kokkels leven langs de hele Nederlandse kust. Ze graven zich in in de bovenste drie centimeters van de zeebodem. Kokkels leven altijd met heel veel bij elkaar, soms wel met meer dan duizend op een vierkante meter.
http://www.minlnv.nl/thema/visserij/brochure/inftvb.pdf, 15 maart 2001
Kokkels worden in het najaar opgevist. Ze worden van de bodem geschraapt met behulp van korven, waar een zuigleiding aan verbonden is. Zo worden de kokkels aan boord van de vaartuigen gezogen. Dan worden ze gespoeld en kan verdere bewerking plaatsvinden. Ze hebben een maximale lengte van ongeveer 5 centimeter. De in Nederland aangevoerde kokkels zijn ongeveer 3 tot 4 centimeter. De schelp is in doorsnede hartvormig en voorzien van afgeronde ribbels. De kokkel graaft zich met de sterke voet circa 2 tot 3 centimeter in zandige tot slikkige bodems in.
http://www.visbureau.nl/vissoorten.htm