Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

koffiejuffrouw

betekenis & definitie

vrouw die voor de koffie zorgt in een bedrijf.

Voorbeelden:
Ik vrees dat de gedachte dat de parlementaire democratie iets moois is enkel nog leeft bij de parlementsleden zelf en de koffiejuffrouw van de Tweede Kamer.
Gerrit Komrij, Averechts, 1980

Toen alles op was, werd er door bedrijvige koffiejuffrouwen een nieuwe tafel gevuld dit keer vol met Vlaardingse delicatessen: haring, schelvispekel en ijzerkoekjes.
Levi Weemoedt, Een treurige afdronk, 1984

In een [...] amendement [...] staat nu dat lidstaten hun wetgeving zo moeten inrichten dat instellingen op religieuze grondslag eisen mogen stellen aan de wijze waarop hun personeel daaraan vorm geeft. Daarbij is de functie van belang: een leraar mag aan zwaardere eisen worden getoetst dan een conciërge of koffiejuffrouw.
Nederlands Dagblad, 2000

Ze heeft voor ze wegging volgens de koffiejuffrouw één mok koffie gedronken.
Maarten 't Hart, De zonnewijzer, 2002

Nog niet zo heel lang geleden vonden zelfs de meest verstokte liberalen het een kwestie van gezond verstand de loonspanning in een bedrijf - het verschil in netto salaris tussen de koffiejuffrouw en de gedelegeerd bestuurder - te beperken.
Knack Online, 2002

< >