Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

kobold

betekenis & definitie

klein fictief wezen.

boosaardig, klein fictief wezen dat oorspronkelijk een rol speelde in Duitse en Scandinavische volksverhalen en tegenwoordig in verschillende gedaanten wordt opgevoerd in onder meer sprookjes en films; aardmannetje; gnoom; kabouter.

Voorbeelden:
Imme Dros herschreef dit Grimmsprookje tot een dramatisch en psychologisch hecht doortimmerd libretto, met als interessante ingreep om van de koning en Repelsteeltje één figuur te maken. Vermomd als aardman stelt de koning zijn geliefde op de proef en laat haar ontrouw zijn met zijn alter ego. De zwaarte en ingewikkeldheid van deze constructie worden op de vloer ruimschoots gecompenseerd door de heldere enscènering, door de humor en vooral door de wijze waarop Rob Beumer zich in zijn dubbelrol stort. Vilein als de mokkende koning, gemodelleerd naar Tom Hulce in Amadeus, onweerstaanbaar als de verwrongen kobold, die op en neer hompelt op het ritme van Imme Dros' ijzersterke rijmen.
NRC, 1994

Een gnoom is een aardmannetje, ook kabouter of kobold genoemd, die verzot is op goud en edelstenen. Kabouters zijn over het algemeen goed gemutst, kobolden daarentegen boosaardig. Ongetwijfeld dachten Britse politici aan kobolden toen zij in de jaren zestig 'de gnomen van Zürich' ervan beschuldigden het pond met speculatie onderuit te halen.
http://www.fd.nl/artikel/14364444/gnomen-brussel

Het eindigde ermee dat pa Deschryver een banvloek uitsprak over Katrien. Zij sprak met niemand? Niemand mocht nog spreken met haar. Eén persoon trotseerde het vaderlijk verbod. Gudrun [...]. Weinige dagen later, toen ook de drie tantes het verbod aan hun laars lapten, barstte Katrien uit in haar overspannen huilbui, werd lelijk als een kobold en heroverde al snel, weer knap geworden, haar status van allemansprinses. Tot vreugde van iedereen.
Tom Lanoye, Het goddelijke monster, 1997

De kleinste [...], met haar pikzwarte ogen, was een soort kobold. Het was een aanwijzing dat ze in een mysteriespel op haar schooltje koppig had volgehouden de rol van duivelinnetje te willen spelen in plaats van de haar toebedeelde rol van engeltje. Dit compacte gevalletje [...] was het volstrekte tegendeel van de twee jaar oudere Gladys, die vrij lang was, nu al knap, met een charmante onhandigheid in haar bewegingen, verwijzend naar een puberteit die nog niet kon zijn aangebroken.
Adriaan van der Veen, In liefdesnaam, 1982

Zodra wij onze rug zouden gekeerd hebben naar de tuin zouden de geheimzinnige Wezens te voorschijn komen van achter de rabarberblaren en de frambozenstruiken. Vermoedelijk zaten ze daar reeds een hele tijd ons van alle zijden aan te gluren. Wij hadden de grote paddestoel ontdekt waarrond zij 's nachts samen kwamen: de aardmannetjes, kobolten en boomgeesten.
Lut Ureel, De lange geboorte, 1977

< >