kledingzaak.
winkel waar kledingstukken verkocht worden; winkel waar men kleding kan kopen; kledingzaak.
Voorbeelden:
De winter roept allerlei associaties op. Zodra de temperatuur onder nul zakt, ontstaat het verlangen naar wollen kledingstukken. De behoefte om ieder lichaamsdeel te bedekken en te omhullen met poezelig zachte stoffen. En de zin om weg te kruipen op de bank, met een boek en een warm drankje. Allemaal neigingen die in normale omstandigheden zouden kunnen leiden tot een run op kledingwinkels en een forse stijging in de verkoop van sjaals, mutsen, handschoenen, sokken, dikke truien en natuurlijk boeken en thee.
http://www.fashionunited.be/e/column.htm
De kledingwinkels hebben nu uitverkoop. Ik zag prachtige pantalons, wel zeventig procent afgeprijsd. 'Sportief en toch gekleed, echt iets voor u.'
Marek van der Jagt, Gstaad 95-98, 2002
In de kledingwinkels en warenhuizen werd niet alleen goedkoper gekocht maar ook minder [...]. Er gingen ongeveer 5,9 procent minder kledingstukken de deur uit.
De Standaard, 1996