Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

keun

betekenis & definitie

konijn.

zoogdier dat verwant is met de haas, met lange oren, grote snijtanden, een wollige vacht en een klein, eveneens wollig en vaak opgericht staartje en dat zowel in het wild voorkomt als wordt gehouden als kleinvee of als huisdier; konijn.

Voorbeelden:
Ons keun heeft de kabel van de TV doorgebeten.
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/keun

Van hazen, keuns en witte kerstdagen is een komisch toneel in drie bedrijven over de dagdagelijkse toestanden van vroeger en nu, geplaatst in een typische sfeer rond Kerstmis.
http://www.nieuws.be/nieuws/Van_hazen_keuns_en_witte_kerstdagen_9bd4452f.aspx, 23 december 2012

'Hoe heet dat beest ook weer?' 'Een gans?' 'Nee.' 'Een lemming?' 'Maar neen, Fazio! Ik zou het anders duizend keer zeggen.' 'Heeft het pluimen?' 'Nee. Een vacht.' 'Een keun .' 'Een wat?' 'Een keun. Je weet wel, een keun.'
Herman Brusselmans, De droogte, 2003

'Het vel van de beer godbetert... Waarom niet het vel van het keun?' 'Het wat?' 'Het keun.' 'Ja, dat diertje heeft ook een mooi vel.' 'Daar worden vele jassen van gemaakt. De dieren zijn altijd de eerste slachtoffers van de jassenindustrie.'
Herman Brusselmans, De droogte, 2003

< >