afgunst tussen vakgenoten.
jaloezie tussen mensen die hetzelfde beroep uitoefenen; afgunst tussen vakgenoten; afgunst van iemand die hetzelfde vak uitoefent als een ander; afgunst ten opzichte van een vakgenoot die succesvoller is; broodnijd.
Voorbeelden:
Dat Broch tot de belangrijkste schrijvers van zijn tijd gerekend moest worden was na Die Schlafwandler, zijn debuut als romanschrijver, meteen duidelijk. In Das Augenspiel kan men nalezen hoezeer de jonge Canetti onder de indruk was van het boek. En hij was de enige niet. Hetzelfde gold voor o.a. Thomas Mann, Alfred Döblin en Aldous Huxley. Alleen bij Musil, door Broch zelf zeer bewonderd, bleek de jalousie de métier sterker dan de waardering.
Piet Meeuse, De Jacht op Proteus, 1992
Van Michelangelo, die zelf nooit iets kon afmaken, wordt gezegd dat hij al het beschikbare werk van Albrecht Dürer opkocht om het te vernietigen. Jalousie de métier.
Koos van Zomeren, De man op de Middenweg, 2001
De bijna-blootreportages in bladen als Stern en Sportweek en een zwembadfoto zoals afgelopen week in Sport Bild, zul je van Duitse schaatssters als Niemann, door zwangerschap op non-actief, en Pechstein niet tegenkomen. Deze dames, opgegroeid in Oost-Duitsland, vertegenwoordigen het behoudende deel van het Duitse schaatskamp. Friesinger met navelpiercing, tatoeage van een Keltische vlam op haar buik en het levensmotto 'pluk de dag' is ondeugender en uitdagender. Haar lichaam, "mijn kapitaal", mag ze graag laten zien. Van jalousie de métier trekt ze zich weinig aan.
NRC, 2002
'Meneer de president, het spijt me dat ik u moet terechtwijzen, maar ik ben geen magister philosophiae. Ik heb geen academische graad of titel,' liet Leopold op geïrriteerde toon weten. Zijn boze blik bestreek ook de versterkte linie van de tegenpartij, alsof hij van die kant een hatelijke reactie op zijn bekentenis verwachtte. Zijn voorgevoel bedroog hem niet. De reactie volgde vrijwel onmiddellijk op zijn woorden. 'Dat is ook een van de redenen waarom hij mensen met een academische titel aanvalt en belastert: jalousie de métier!' riep Toussaint honend uit. 'In godsnaam,' zei Hofman, 'hoe kan er nu ook maar enige professionele naijver bestaan tussen een criminoloog en een kultuurfilosoof? Dat zou meester Toussaint ons eens moeten verklaren.'
NRC, 1995