Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

horecabaas

betekenis & definitie

horeca-exploitant.

iemand die baas is van een horecabedrijf; uitbater van een horecabedrijf; horeca-exploitant.

Voorbeelden:
De tol die we betalen voor de rookban is hoog, zeggen horecabazen. Volgens een steekproef zijn sommige bars en restaurants 50 procent van hun klandizie kwijtgeraakt.
Rotterdams Dagblad, 2003

De Belgische wet op het auteursrecht legt [...] de verplichting op aan iedereen die door SABAM beschermd werk gebruikt [...] hiervoor een vergoeding te betalen. Het is uiteraard onmogelijk dat een horecabaas gedetailleerd bijhoudt welke muziek het hele jaar door in zijn zaak gedraaid wordt, vandaar de mogelijkheid om een forfaitair contract af te sluiten.
http://www.horecamagazine.be/nl/artikels/sabn.htm, 2003

Wat vooral stak, was dat de horecabazen zich gestraft voelden voor de rellen van vorig jaar bij het Centraal Station, terwijl ze zichzelf daaraan niet schuldig achten. De dreiging uit protest allemaal de kroegen te sluiten, heeft kennelijk gewerkt, want Cohen liet zijn eis over het evenementenbier vallen.
Het Parool, 2002

< >