Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

Hongaarse

betekenis & definitie

vrouw uit Hongarije.

vrouw met de Hongaarse nationaliteit; vrouw die behoort tot het Hongaarse volk; vrouw die afkomstig is uit Hongarije; inwoonster van Hongarije.

Voorbeelden:
Bij de afsluitende 'run' van vijf kilometer liep Heeren hard weg bij de Duitse. Haar voorsprong op de finish bedroeg meer dan twee minuten. Het brons was voor de Hongaarse Erika Csomor.
De Telegraaf, 2001

Als de blondines Duits waren, of nog verder uit het oosten kwamen, Hongaarsen, Polinnen, dan begon ik van binnen te gloeien, sprong mijn hart op in mijn borstkas, voelde ik de opzwepende csardasmuziek in mij sidderen.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983

Marie-Thérèse Von Debretsky (Kristin Scott-Thomas), een Hongaarse met een in Engeland genoten opvoeding, neemt de verbanning nogal luchtig op.
NRC, 1995

Het lopende onderzoek richt zich vooral op connecties in Hongarije en in Nederland (daar zouden ook de twee "gevluchte" jonge Hongaarsen, die verdwenen op de dag nadat ze door Sürya werden onthaald, zijn naar toe gestuurd).
http://www.antiracisme.be/nl/rapporten/mensenhandel/1998/menshan6.pdf, 1998

De politie nam de vier meisjes, waaronder een 13-jarige en een 17-jarige Hongaarse mee naar het politiekantoor.
http://www.antiracisme.be/nl/rapporten/mensenhandel/1998/menshan6.pdf, 1998

Op de jongste Fide-ratinglijst staat PCA-wereldkampioen Gari Kasparov terug ongedeeld op de eerste plaats met 2.782 elopunten [...]. Fide-wereldkampioen Anatoli Karpov is tweede met 2.770 punten [...]. Eerste vrouw is de Hongaarse Judit Polgar met 2.675 punten op een gedeelde tiende plaats.
De Standaard, 1996

De ploeg van coach Gabi Rietbroek, met drie Kroatische speelsters en één Hongaarse, won zaterdagavond met 19-18, de omgekeerde uitslag van Macedonië.
Meppeler Courant, 1993

'Meneer, meneer!' riep mijn moeder in haar taal. 'Uram, uram! Ik ben Hongaarse!' Wanhopig probeerde zij de aandacht te trekken van de man in de regenjas.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 3: Vrede, 1983

< >