Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

herenhuis

betekenis & definitie

deftige, statige woning.

groot en statig huis waarmee een persoon van stand destijds zijn status toonde en dat in de regel in verschillende verdiepingen werd opgetrokken, zowel vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij en vaak in het centrum of de rand van een stad of soms ook op het platteland; historische, statige woning van iemand met een deftige maatschappelijke positie of afkomst.

Voorbeelden:
De statige lanen doen denken aan de vorige eeuw. De hoge bomen op de middenstroken zijn verdwenen en er zijn parkeerhavens gekomen, maar het aanzicht van de huizen is vrijwel onveranderd gebleven. Je vindt er twee soorten huizen: de hele grote worden als kantoor gebruikt door advocaten, notarissen en adviseurs, of er zitten doktoren in en tandartsen. Dan heb je de herenhuizen, die zijn een maatje kleiner. Soms wonen daar gezinnen in, maar de meeste herenhuizen zijn gesplitst en per etage verkocht.
Yvonne Keuls, Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel, 1985

De trots van Groot-Brittannië. Dat zijn de "manors". De grote herenhuizen, met een zeer ruime tuin eromheen. Geen Franse "Relais et Châteaux", maar toch. De betere verblijven op het Engelse platteland, met prachtige kamers, luxe accommodatie en vooral met gerenommeerde keuken [...]. Deze oudere herenhuizen met tuinen eromheen behoorden meestal toe aan adel of rijkere Britse burgers.
De Standaard, 1996

< >