hoofdweg.
voornaamste weg in een gebied; hoofdweg.
Voorbeelden:
"Marc rijdt nooit hierlangs", zei Nancy. "Het gaat veel vlugger langs de grote weg, zegt hij. Ik zei het al: hij is altijd gehaast."
Roger Pieters, De groene jager, 1985
Hij gaf gas en we reden knarsend de oprijlaan af naar de grote weg.
Paul Durlof, Fout, 2002
Bij de brede brug over het Rijn-Schiekanaal staat een file. Er schuift een mast voorbij. We rijden onder de grote weg naar Amsterdam door.
NRC, 1995