Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

Groningse

betekenis & definitie

vrouw uit de provincie of stad Groningen.

vrouw die afkomstig is uit de provincie Groningen; inwoonster van de provincie Groningen; ook: vrouw die afkomstig is uit de stad Groningen; inwoonster van de stad Groningen.

Voorbeelden:
De vrouw had het haar voormalig echtgenoot in kort geding willen laten verbieden dat hij voorlopig contact heeft met het kind, totdat is uitgezocht of de man al dan niet seksueel misbruik maakt van het meisje [...]. Het feit dat het kind niet meer naar haar vader toe zou willen en voorafgaand aan bezoeken plotseling ziek wordt, vergroot de angst bij de Groningse dat er iets niet in de haak is.
Meppeler Courant, 1995

Vorig jaar werd het NK afstanden voor Marianne Timmer een slechte ervaring. In Den Haag behaalde de Groningse weliswaar ereplaatsen op de 500 (zilver) en 1000 meter (brons), maar de 1500 meter werd met een zevende plek een regelrechte teleurstelling.
Nieuwsblad van het Noorden, 2001

Zijlstra had geen verklaring voor haar falen op de 3000 meter (zevende). 'Ik ben vol vertrouwen het ijs opgestapt, maar het lukte gewoon niet', zei de Groningse.
Meppeler Courant, 1995

Monique Knol uit Wezep is weer aan de winnende hand. Nadat zij kampte met blessures lukte het weer aardig in de Ronde van Utrecht. In deze koers over 70 kilometer ging zij in de slotfase aan de haal met Nicole Vermast uit Vianen, die tweede werd. De Groningse Angela Hillenga werd derde.
Meppeler Courant, 1995

Vier andere verdachten, kennissen van de Groningse, zouden een groter aandeel in de voorbereiding van de zelfdoding hebben gehad.
NRC, 2002

"Ze moet naar de kapper, Louis,' riep de Groningse, een nicht van Marks, die zich vaak afgunstig toonde omdat hij meer aandacht had voor Borgstein dan voor haar.
Marga Minco, De val, 1984

Later kwam er meer leven in de religieuze brouwerij, want toen werd de plaats van die Duitse ingenomen door een Groningse, Trientje, en dat was die vrome waar ik het al over had, die zo op onze zindelijkheid toezag.
Jan Gerhard Toonder, De dronken kanarie, 1975

< >