het voortdurend treiteren van iemand.
het voortdurend of herhaaldelijk treiteren van iemand; het voortdurend of telkens weer plagen van iemand; gesar.
Voorbeelden:
Julieke wou er natuurlijk ook bij zijn, het kind. Maar daar hadden die twee feeksen geen zin in. Die wilden over jongens kletsen en seks en zo. Ze pestten haar een beetje zodat ze uit eigen beweging zou weggaan. Maar Julieke was al een harde, dat getreiter liep als water langs haar heen.
Annie Van Keymeulen, Bas, 2000
Goed, hij was zwak. Daarom moest hij wreed, hard zijn jegens haar. Zij moest gebroken worden. Dus toonde hij zich nog zwakker. Op het eerste gezicht leek het getreiter hem goed af te gaan. Als zij tenslotte begon te huilen, bond hij in. Ze nam het hem niet eens zo kwalijk.
Jan Siebelink, Engelen van het duister, 2001
Het wordt een zeer aangrijpend consult en er volgen nog veel aangrijpende consulten (over zijn jarenlange strijd om met zijn hoofd boven water te blijven, het getreiter, de lichamelijke mishandeling door klasgenoten etc.). Langzaam maar zeker verdwijnen zijn lichamelijke klachten, klachten van vroeger komen terug en gaan weer weg.
http://home.wish.net/~homeopat/inhoud-2.htm
"De politie had kennelijk een beleid in die tijd dat ze ook niet heel erg ver gingen met geweld. Het hing natuurlijk ook van de agenten af, maar over het algemeen was het vrij onschuldig, getreiter over en weer."
http://www.iisg.nl/~staatsarchief/boek/Stadfrm.htm, 1996