Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

emigrant

betekenis & definitie

uitwijkeling.

iemand die zijn land verlaat en zich in het buitenland vestigt; uitwijkeling.

Voorbeelden:
Emigranten zijn met name mensen die hier al een succes van hun leven hebben gemaakt. Naast jonge mensen zie je daarom ook steeds meer mensen tussen de 55 en 65 die vertrekken. Ondanks het feit dat het goed gaat, zoeken ze toch het avontuur en de ruimte.
http://editie1.terra.wolters.nl/Canada/prmm1220.html, 1999

De tijden zijn wat dat betreft veranderd: de vroegere emigranten hadden meestal geen voorstelling van hun nieuwe vestigingsplaatsen. Zij gingen er heen en waren vaak niet eens in staat terug te keren. De huidige emigrant heeft een veel beter beeld van wat hem elders te wachten staat.
http://www.lei.dlo.nl/publicaties/HTML/agrimonitor/onderwerpen00.html

Ik heb ze nooit ontmoet, die oom en tante. Ze zijn, zoals je dat noemt: emigranten. Een nieuw land, dachten ze, heeft wat te bieden. Zodoende wonen ze in Adelaïde.
NRC, 1993

De Amerikaanse multinational die ook in Nederland actief is, komt voort uit bedrijfjes die Nederlandse emigranten begin deze eeuw in Chicago begonnen.
NRC, 1995

De 'tijdelijke expat' is vluchteling noch emigrant. Hij hangt er ergens tussen in.
de Volkskrant, 2001

Als een emigrant na twintig jaar in het buitenland te hebben geleefd weer zou terugkeren naar zijn vaderland met nog honderd jaar leven voor de boeg, zou hij amper de emotie van een Grote Terugkeer voelen, waarschijnlijk zou het voor hem helemaal geen terugkeer zijn maar alleen een van de vele omwegen op de lange tocht van zijn bestaan. Want ook het begrip vaderland zelf, in de verheven en sentimentele zin des woords, houdt verband met de relatieve kortheid van ons leven, dat ons te weinig tijd gunt om ons te hechten aan een ander land, andere landen, andere talen.
Milan Kundera, Onwetendheid, 2002

< >