Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

ellendeling

betekenis & definitie

verachtelijk persoon; slecht mens.

iemand die het waard is om veracht te worden; iemand met een slecht karakter; gewetenloos persoon; verachtelijk persoon; slecht mens.
Vaak ook als scheldwoord gebruikt.

Voorbeelden:
Er zijn zoveel goede mensen op de wereld. Als ze allemaal één keer spuwen, kunnen ze makkelijk de ellendelingen die alles verzieken, verzuipen in dat spuug.
http://www.wereldwijd.be/archief/assyr.htm, 2001

Schoft, siste ze toen de deur achter de laatste gast dichtviel, ploert, schurk, ellendeling, schobbejak!
André Janssens, De wekker, 1985

Toen flikkerde nog eens het oog van Koning Arthur en met een forse stem riep hij: "Gij ellendeling, ontrouwe! Gij liegt wederom tegen mij uw koning, die gewond en hulpeloos is! Nu verzoek ik u voor de laatste maal mijn zwaard weg te werpen en als gij weer in gebreke blijft, zal ik opstaan, hoe zwak ik ook ben en u nog vellen!"
W.F. Hermans, Ik draag geen helm met vederbos, 1979

Hoepel op, lelijkerd! Wil je een dreun, ellendeling!
Marie Kessels, Het nietigste, 2002

Ze barstte in huilen uit, sprong overeind, rukte driftig de gordijnen opzij, stootte een raam open, stroopte de dekens van me af en trok me uit bed. Ze rammelde me door elkaar, schreeuwend, snikkend, volkomen over haar toeren. 'Ellendeling! Al twee nachten kom ik voor jou mijn bed uit, ik probeer je zoveel mogelijk te helpen, ik wil alles voor je doen... twee nachten heb ik geen oog dicht gedaan, de hele tijd heb ik aan jou liggen denken... en wat doet meneer? Hij behandelt me als een stuk vuil, doet alsof ik lucht ben!'
Oek de Jong, De hemelvaart van Massimo en Lui oog, 1980

Ik had bijkans mijn tong ingeslikt maar ik had me beheerst en de ellendeling niet door de planken van het dek geslagen. Zelfbeheersing is een schone zaak!
Heere Heeresma, Een hete ijssalon, 1984

Ze verzwolgen sloten thee. Tot haar woede had dit resultaat bij Arthur maar niet bij haar. Aan het eind van de week was er een zielig pondje af, terwijl Arthur, de ellendeling, maar liefst twee kilo minder woog op hun weegschaal. Ze verdacht het ding van partijdigheid.
Peter van Straaten, Niet doen Agnes, 2000

Even houdt hij zijn adem in, als mevrouw Vermeer zich met vastberaden stappen van hem verwijdert. Van hem, de ellendeling die zonder dat zij het weet verantwoordelijk is voor al haar verdriet.
Renate Dorrestein, Zonder genade, 2001

< >