Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

diepblauw

betekenis & definitie

met een intens blauwe kleur.

met een diepe, intens blauwe kleur; een diepe, intens blauwe kleur hebbend.

Voorbeelden:
Een lichtgebruinde huid en diepblauwe kringen van slapeloosheid onder zijn oogranden.
Renee Van Hekken, Leven op het lemmet, 1981

In de diepblauwe avondhemel staat een brede maansikkel, een oosters element dat in meer van zijn schilderijen voorkomt.
NRC, 1993

De muren rond de ramen heb ik blauw geschilderd (ik hou van de kleur blauw, niet van lichtblauw, maar van diepblauw, tot indigo en purper of paars of violet of pimpelpaars), de overige gebroken wit.
Fernand Auwera, Vliegen in een spinnenweb, 2001

< >