woord uit een dialect of uit dialecten.
woord dat niet in de algemene taal voorkomt, maar in een of meer dialecten; woord dat behoort tot een dialect of tot meer dialecten; woord uit een dialect of uit dialecten; plaatselijk of gewestelijk woord.
Voorbeelden:
In zijn artikel 'Vlaams is geen taal en moet dus uit het Groene Boekje' (NRC Handelsblad, 8 april) betoogt P.C. Paardekooper dat 'de dialectwoorden' uit het Groene Boekje moeten verdwijnen, en hij noemt als eerste het woord goesting (trek, zin). Ik had er net geen zes minuten voor nodig om het gewraakte woord te vinden in de roman 'Het Verlangen' van Hugo Claus.
NRC, 1995
Wat dit debuut tot zo'n zware roman maakt, is het taalgebruik dat bol staat van de cryptische omschrijvingen, dialectwoorden, klanknabootsingen en neologismen.
De Standaard, 1996
En wat zijn dialectwoorden? Paardekooper verzuimt een definitie te geven. Toen ik landelijke kranten begon te lezen zag ik ineens woorden die ik in de belletrie niet tegengekomen was: versjteren, makken, kinnesinne. ABN of regionaal taalgebruik?
NRC, 1995
Het lag ook voor de hand dat men dialectwoorden niet meer als lastposten voor een goed zicht op de algemene taal beschouwde.
http://www.inl.nl/
"Sinds wanneer schuifkaas bestaat, weet ik niet. Het lijkt mij zeker geen dialectwoord. De herkomst mag duidelijk zijn: het is kaas die je vooruit schuift."
NRC, 2003
"Tabbaard en ammelaken zijn nog iets anders dan nachthemd en tafelkleed. Hof, schotelhuis, kaba, kloefen, onze woorden waren als onze dingen: gering in aantal, nederig, sleets, maar echt van ons." Die dialectwoorden, en niet alleen zij, worden echter verraden: het meisje gaat naar school, leert een andere taal.
De Standaard, 1996