Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

cockerspaniël

betekenis & definitie

jachthond met lange oren.

middelgrote jachthond met een relatief smalle kop en laag aangezette, langharige, lange oren die vanwege zijn vriendelijke karakter vaak gehouden wordt als huisdier.

Voorbeelden:
Een jong stel, hij is eigenaar van een makelaarskantoor, zij ex-galeriehoudster, momenteel huisvrouw, met twee jongens, een van twee en een van vier, twee auto's, een Range Rover en een Lancia, een hond, een cockerspaniël, plus een intimiderende hoeveelheid levenslust.
Kees van Beijnum, De vrouw die alles had, 2002

Na de kennismaking met de buren verandert er iets in het hondenbos. Het is de manier waarop de vrouwen haar aankijken, zo mededogend, waarop ze met haar praten, zo bemoedigend. Waarschijnlijk heeft Christine, met haar cockerspaniël en de beste bedoelingen aan haar zijde, lucht gegeven aan haar bekommerdheid. Wonderlijk hoe de reuk van rampspoed iedereen opwindt.
Kees van Beijnum, De vrouw die alles had, 2002

Soms mochten de pupkes tijdens de training even los spelen, dat vond Cyffdy leuk. Hij speelde nooit met de Jack Russels op training, wel met de labradors en de cocker spaniels. Na het spelen moesten we één voor één ons hondje bij ons roepen, en weer aanlijnen.
http://users.pandora.be/caer-cyffdy/verder.htm

In cafés lulde ik tegen wie het horen wou. Ik lachte hard om hun flauwe grappen en nog veel luider om de mijne. Met hondenliefhebbers kon ik ellenlange gesprekken voeren over de cockerspaniël, met secretaresses over papier. Ondertussen deed ik verwoede pogingen mij een drankprobleem aan te meten.
Annelies Verbeke, Slaap!, 2003

< >