cabaretartiest; kleinkunstenaar.
iemand die voor zijn beroep cabaretvoorstellingen speelt; kleinkunstenaar die grappen maakt en vaak ook liedjes zingt; cabaretartiest.
Voorbeelden:
De cabaretier heeft de bravoure van een stand-up comedian, zonder overigens de bijbehorende improvisaties. Hij voelt zich zichtbaar thuis op het podium, is een verteller die zijn zaal meekrijgt met imitaties en rare geluidjes.
Het Parool, 2003
Toch krijgen we ook nu weer de cabaretier te zien zoals we hem kennen van zijn eindejaarsconferences, die zo'n succes zijn dat ze al starten in november en doorlopen tot in de lente.
De Standaard, 2001
De trend lijkt niet meer te stoppen: cabaretiers die hun lied- of theaterteksten bundelen in boekvorm.
De Standaard, 1996
Twee jaar geleden brak de cabaretier de voorstellingen van zijn vorige show abrupt af. Het zingen van de liefdesliedjes die hij voor zijn overleden vrouw schreef, greep hem naar zijn zeggen te veel aan.
De Standaard, 1995
Naast het in Vlaanderen zeer geliefde chanson en de wijdvertakte volksmuziek bestond er binnen de kleinkunst nog een derde genre: het cabaret. In dit genre, waarin zang, dans, sketches en conferences zo evenwichtig mogelijk worden uitgewerkt, moeten vooral de teksten het gewicht van de voorstelling dragen. De cabaretiers sloven zich uit om een spits en verrassend taalgebruik aan te wenden en in te spelen op gebeurtenissen uit de actualiteit.
http://home.planetinternet.be/~sintlod8/kleinkunst/kleinkunst_1.htm
Van der Goten begaf zich met zijn spitse teksten, venijnige monologen en cursiefjes vaak aan de rand van het cabaret. Sommigen beschouwden hem trouwens als cabaretier. Voor mij blijft hij echter in de eerste plaats chansonnier.
http://home.planetinternet.be/~sintlod8/kleinkunst/kleinkunst_1.htm