zeer mager.
heel erg mager; zeer mager; graatmager.
Voorbeelden:
Op de Fiera in Milaan hangt een affiche waarop enkele createurs een verklaring afleggen: nooit hebben zij van modellen geëist dat ze broodmager zouden zijn.
De Standaard, 1996
Hoewel fragiel, was ze niet zo broodmager als fotomodellen plegen te zijn, integendeel, haar figuurtje was plezierig gevuld.
Appie Baantjer, De Cock en de dode harlekijn, 1978
Ze waren broodmager, droegen oude vodden en liepen met kaarsrechte rug.
Arthur C. Clarke & Stephen Baxter, Het licht van vroeger dagen, 2001
Met drugs en drank samen werd ze broodmager, tot ze in elkaar gestort zich bij ons, dat wil zeggen bij Mini, voor een rustkuur aanmeldde.
Adriaan van der Veen, In liefdesnaam, 1982