iemand uit Groot-Brittannië.
iemand met de Britse nationaliteit; iemand die behoort tot het Britse volk; iemand die afkomstig is uit Groot-Brittannië; inwoner van Groot-Brittannië.
In het meervoud ook in toepassing op het volk.
Voorbeelden:
De National Health Service werd in 1946 opgericht door de toenmalige socialistische regering om alle Britten gratis gezondheidszorg te bieden.
De Standaard, 1996
Zich aanpassen aan Europa was voor de Britten heel moeilijk. Psychologisch kwamen we geen stap dichter bij het continent. Te meer omdat, bij onze toetreding in 1973, anderen de Gemeenschap al vorm hadden gegeven. Instellingen zijn immers het spiegelbeeld van de attitudes van een volk. We kennen ook de ervaring niet van nieuwe instellingen te creëren. Onze instellingen zijn zo oud.
De Standaard, 1996