Het begrip braam heeft 4 verschillende betekenissen:
1) braambes.
donkerblauwe tot paarszwarte, eetbare vrucht van de braamstruik, die bestaat uit kleine vruchtjes die samen een cluster vormen rond een kern; braambes.
2) braamstruik.
doornige struik van het geslacht Rubus, die braambessen voortbrengt en voornamelijk groeit langs bossen, landwegen en spoordijken; braamstruik.
Men onderscheidt verschillende soorten. De gewone braam (Rubus fruticosus) en de dauwbraam of duinbraam (Rubus caesius) zijn in Nederland en België de meest bekende soorten.
3) ruwe, oneffen rand.
ruwe, oneffen rand aan gegoten metalen voorwerpen, aan de sneden van messen of bijlen, aan ijzers van schaatsen, enz.; baard.
4) braamvis.
zeevis met een hoog, zijdelings afgeplat lichaam met zilverkleurige flanken, donkere rug en relatief kleine schubben; braamvis; Brama brama.