Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

bosbouwer

betekenis & definitie

iemand die aan bosbouw doet.

iemand die voor zijn beroep aan bosbouw doet.

Voorbeelden:
Bosuitbating is nodig bij het beheer van een bosbestand [...]. De rol van de bosbouwer bestaat in het schatten van de loten hout op stam die te koop worden aangeboden door openbare en private eigenaars, het aankopen ervan, het kappen van bomen en het bewerken ervan, het uitslepen (met paard of tractor), het verdelen van het stamhout en rondhout op basis van de kwalitatieve behoeften van de verwerkers en zorgen voor het vervoer en de commercialisering.
http://www.houtinfobois.be/nl/home.asp

< >