Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

bebrild

betekenis & definitie

voorzien van een bril.

voorzien van een bril; een bril hebbend; een bril dragend; met een bril; gebrild; brildragend.

Voorbeelden:
Het lijkt hier wel een slagerij, had hij een keer, wijzend op de uitstalling van blaadjes op de toonbank, tegen de winkelier gegrapt toen hij een strippenkaart kwam kopen. De mensen willen het nu eenmaal zo, had de bebrilde winkelier schouderophalend geantwoord.
J. Bernlef, Verbroken zwijgen, 2002

Een merkwaardig paar: allebei lang en dun, hij kalend, bebrild, zij net als Taco witblond, met helle grijze ogen.
Hella S. Haasse, Sleuteloog, 2002

Ik heb een theorie over mensen met een caravan. Mensen met een caravan zijn namelijk niet echt een traktatie voor het netvlies, in veel gevallen soms ronduit lelijk. Dan heb ik het niet eens persé over het hele gezin, maar in elk geval over de bestuurder van de auto die de caravan voorttrekt. Deze bestuurder heeft in ongeveer 70% van de gevallen raar gezichtshaar en is bebrild.
https://natasjaontdektdewereld.wordpress.com/, 13 oktober 2014

'Chantal?' Ze draait zich om en ziet de man bij haar portier naar haar glimlachen. 'Kees!' Marion struikelt bijna als ze naar de bebrilde presentator toe holt. Ze ziet hoe de hoteleigenaresse hem geïmponeerd herkent, en kust hem, zo blij is ze.
Tomas Ross, De klokkenluider, 2003

Een mij onbekende heer, blond, scherp, bebrild, schijnt ons te volgen, neemt inderdaad plaats aan ons tafeltje.
Karel Jonckheere, Verbannen in het vaderland, 1978

Terwijl de sneeuwwit gepruikte Aad van den Heuvel de een na de ander aan zijn tafel noodde en de slachtoffers gemakkelijk onderuit gezakt in zijn stoel aan de tand voelde, probeerde Koos zich te concentreren op het komende debat met Kokmeijer, de jonge, bebrilde, in een klassiek driedelig grijs tweedpak gestoken collega, die met een geringschattende blik op zijn buurman naast hem tussen het publiek had plaatsgenomen.
Rijk de Gooijer & Eelke de Jong, De natte gemeente van Koos Tak, 1984

We zetten de televisie aan. Een bebrilde komiek vertelde grappen. Sandra keek of luisterde er niet naar. Ik lachte met het publiek in de studio mee, maar van harte ging het niet.
J. Bernlef, Buiten is het maandag, 2003

< >