Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

azijnpisser

betekenis & definitie

iemand die zure kritiek uit.

iemand die voortdurend negatief en zuur commentaar ergens op heeft; iemand die zure kritiek uit; zuurpruim.

Voorbeelden:
Daarom ben ik naar voren gekomen, om de verdediging van mijn soort op me te nemen, tegen de beschuldigingen van de azijnpissers, de halfbakken intellectuelen, de verwarde filosofen en de geperverteerde romanschrijvers.
Arnon Grunberg, De mensheid zij geprezen, 2001

Je lacht ze toch gewoon allemaal uit zeker, die azijnpissers die menen dat je teert op oude roem en die beweren dat je het achter je golfelleboog hebt.
BN/De Stem, 2001

Maar wanneer Schiller op bezoek kwam, moest die zijn pijpje wel op de stoep gaan roken, want Goethe, de azijnpisser, mauvais coucheur, vond dat roken dom maakte en te veel tijd en geld kostte.
Marc Reynebeau, Kwestie van aanpassingsvermogen; Ik beken, ik heb gerookt, 1996-1997

< >