bloem uit de ranonkelfamilie.
kruidachtige plant uit de ranonkelfamilie, die, afhankelijk van de soort, kenmerken heeft als een hoogte van 30 tot 80 cm, rechtopstaande, vertakte stengels met driedelige bladeren in groepen van drie, en vooroverknikkende bloemen waarvan de vijf buisvormige kroonbladen bovenaan uitlopen in rechte of naar binnen gekromde sporen en afwisselen met vijf puntige kelkbladen.
Voorbeelden:
Behalve eigenzinnig is de akelei vooral sierlijk. De stengel is zo dun, dat de bloem gezellig heen en weer wiebelt. Om de stampers en meeldraden tegen heftige voorjaarsbuien te beschermen, 'kijken' de bloemen naar beneden. Aan de achterkant hebben ze gebogen sporen, waardoor de bloemen nog bevalliger lijken dan ze al zijn. Hommels bekijken dat overigens iets zakelijker, want die weten dat de sporen vol zitten met nectar. Met hun voorpoten houden ze zich aan de rand van zo'n spoor vast, steken hun kop er in, halen er met hun lange tong de nectar uit.
http://www.trouw.nl/tr/nl/4932/Tuinrubriek/article/detail/1113822/2010/06/05/Akeleien-wandelen-niet-ze-zaaien-zich-uit.dhtml, 2010
De prachtige akeleien mogen eigenlijk niet ontbreken in de meituin want mei is een maand met betrekkelijk weinig bloeiende vaste planten.
http://www.groei.nl/9476.html