Het persen van glas wordt toegepast bij het vervaardigen van een grote verscheidenheid van niet te dunne glazen voorwerpen zoals allerhande schalen, tegels, flessen, glazen enz. Hiertoe wordt een vorm, die dikwijls een kern vertoont overeenkomend met de uitholling die men aan het voorwerp wenst te geven, geheel volgeblazen of gegoten met een hoeveelheid gesmolten glas.
Vervolgens sluit men de vorm en wordt het vloeibare glas in het verlangde model geperst. In de zijwand zijn gaatjes aangebracht zodat de lucht uit de vorm kan ontsnappen. Met de hand geperst glas werd in de Oudheid reeds gemaakt voordat men het glasblazen had uitgevonden: de techniek wordt vanaf ca. 1785 toegepast voor de fabricage van onderdelen, zoals stoppen voor karaffen en pootjes van zoutvaten. Het mechanisch persen van glas werd in Amerika ontwikkeld : het eerste patent, voor glazen deurknoppen, werd in 1825 verleend aan de firma Bakewell & Co. Tegen 1840 werden ook in Europa, vooral in Frankrijk en Engeland, op machinale wijze serviezen, glazen, lampeglazen, kandelaars en vazen geperst, vooral als goedkope imitatie van geslepen glas. Men herkent het geperste produkt aan de altijd wat ronde hoeken tussen de facetten en aan de naad van de mal (na 1830 werd deze bij de betere stukken in het vuur weggeslepen, zodat het verschil veel moeilijker te bespeuren is).